Woordenschatontwikkeling, met woordenlijsten of contextgebonden?

De basis voor schoolsucces is goed kunnen lezen. Om goed te kunnen lezen moet je beschikken over een ruime woordenschat. Het is dus heel begrijpelijk dat woordenschatontwikkeling hoog op de agenda staat in het primair en voortgezet onderwijs. Jammer dat soms nog gekozen wordt voor het leren van rijtjes moeilijke woorden, vooral in het voortgezet onderwijs, terwijl we weten dat contextgebonden woordenschatuitbreiding juist meer oplevert
Om aan de vraag te voldoen worden woordenschatlijsten ontwikkeld waarmee lijkt te worden gesuggereerd dat woordenschatuitbreiding lineair voltrekt en dat je er bent met de lijsten trouw af te werken. Dat is niet zo.

We weten al 15 jaar dat leerlingen aan het einde van de basisschool over tussen de 15.000 en 17.000 woorden moeten beschikken om succesvol te zijn op hogere vormen van voortgezet onderwijs. Leerlingen met een anderstalige achtergrond komen vaak niet verder dan 9500 woorden! In 12 jaar tijd hebben de leerlingen dus een achterstand opgelopen van ongeveer 7000 woorden! Ook al zijn leerlingen heel slim, ze zullen het heel moeilijk krijgen op havo of vwo.

Ik werkte rond 1994 bij het CED toen daar de eerste schooltaalwoordenlijst werd samengesteld. Uit de toen gangbare basisvormingsmethodes werden de schooltaalwoorden geselecteerd en aan docenten voorgelegd met de vraag welke woorden waren essentieel om aan te leren? Op basis van de gegeven feedback werd Het Posterproject ontwikkeld met als doel leerlingen die essentiële woorden aan te leren. Daarnaast werd Woordbreker ontwikkeld, een methode om woordraadstrategieën te leren. Beide programma’s waren specifiek gericht op leerlingen met een substantiële achterstand in woordenschat en waren allebei nodig. Het Posterproject was booming, dat was handig, leerlingen woordenlijsten laten leren. Woordbreker had niet zo’n succes, want leerlingen woordraadstrategieën aanleren bleek moeilijk. Daarvoor moesten de docenten modellen, hardop voordoen hoe je de strategieën gebruikt.

Al snel werd duidelijk dat ook met het leren van de essentiële woorden, leerlingen hun achterstand niet echt inliepen. Het moest dus anders. Er verschenen steeds meer publicaties over de ‘viertakt’.  Gerichte woordverwervingsdidactiek was geboren.

Woordenschatuitbreiding als logisch onderdeel van het dagelijkse onderwijs op basis van kennis over woordenschatdidactiek. Docenten herkennen de momenten zijn waarop ze aan woordenschatuitbreiding kunnen werken en op welke manier dat het beste kan gebeuren.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*