Zojuist lees ik in Van 12 tot 18 (februari 2011) dat Nederland ergens onderaan bungelt in de lijst van OESO landen als het gaat om professionalisering van docenten. Het artikel gaat in op het verschil tussen beroepsgroepen als het gaat om permanente educatie of nascholing binnen het vakgebied. Het is interessant om bevestigd te worden in iets dat ik zelf dagelijks in de praktijk meemaak.
Ik kom nog steeds regelmatig tegen dat ik bij trainingen docenten in de groep heb zitten die het eigenlijk maar niets vinden dat ze ‘deze nascholing moeten’ volgen. Natuurlijk is er met de directie besproken dat mensen ‘zelf moeten willen’ en dat ook ik hen niet kan dwingen ‘het’ anders te doen. Dus zitten er doorgaans in de groep naast mensen die zelf wel graag willen ook een paar dwarsliggers.
Als er een discussie ontstaat over het ‘waarom is dit nou nodig, ik heb al jarenlang ervaring en dit ga ik echt niet gebruiken’, vertel ik altijd dat het onderwijs de enige sector is waarbij de professional jarenlang hetzelfde is blijven doen, terwijl de wereld om ons heen toch echt drastisch is veranderd.
Beroepsgroepen vergeleken
In het artikel staat dat het in alle universitaire of HBO-gerelateerde beroepsgroepen gebruikelijk is dat het handelen van de professional wordt beïnvloed door het management, brancheconventies, uitkomsten van onderzoek of de cliënten.
Een net afgestudeerde advocaat werkt de eerste jaren onder de supervisie van een senior, daarna moet de advocaat zich jaarlijks blijven bijscholen waarbij een minimaal aantal punten moet worden behaald om zijn bevoegdheid te houden. Nascholing is het adagium en bij alle handelingen kijkt er regelmatig iemand over de schouders mee. Bovendien moet er bij iedere interventie worden genoteerd waarom er voor is gekozen. Voor de verpleegkundige, medisch specialist, advocaat, politieagent, psycholoog, architect en noem maar op geldt dat als er niet jaarlijks wordt bijgeschoold, de professional zijn bevoegdheid verliest. In het onderwijs geldt dat niet. Met het entreepapiertje gaat de docent voor de klas. In het begin is er op de meeste scholen wel iemand beschikbaar waar de startende docent mee kan overleggen, maar na een jaar is dat over. Sterker, na een jaar wordt de nieuwsbakken professional al bekwaam geacht voor het mentoraat of een coördinerende functie. Nascholing wordt wel bepleit, maar het management kan de professional niet dwingen en als er niet wordt nageschoold, dan blijft de bevoegdheid toch bestaan. Raar.
In het hierboven aangehaalde artikel staan infographics die ik u niet wil onthouden. Zoals deze over de ontwikkeling van didactische vaardigheden.
Of deze vergelijking tussen de invloedsferen op het professioneel handelen. In deze infographic staat MBO-docent, maar voor een docent in het voortgezet onderwijs geldt hetzelfde.
Verschil te verklaren?
Het achterblijven in professionalisering is echt niet alleen op het conto van de docent te schrijven. Gelukkig niet. Bovendien ervaar ik dat de nieuwe docent is opgestaan. De nieuwe docent (jong en oud!) wil graag, dus ik merk dat er steeds minder dwarsliggers in de groep zitten. De behoefte om te worden nageschoold neemt toe en het wordt eindelijk ook openlijk gezegd.
Dinsdag had ik een laatste bijeenkomst met een groep docenten. Zij hebben vijf workshops gevolgd over (taal)didactiek bij de zaakvakken. Verschillende onderwerpen zijn aan bod geweest zoals op welke manieren je voorkennis bij leerlingen kunt activeren en hoe daarbij gebruik kunt maken van actuele digitale leermiddelen. Verder is er nadruk gelegd op het belang van lees-, leer- en denkstrategieën en hoe je daar aandacht aan kunt schenken tijdens de les.
Deze laatste bijeenkomst ging over de inzet van het geleerde in de praktijk. Wat doen de docenten nu al wel, wat niet, waarom niet en wat zijn dan de belemmerende factoren.
De uitkomst is opvallend. Docenten maken graag gebruik van andere inzichten en de instrumenten, maar komen er bijna niet toe. Een docent laat mij zijn sleutelschema’s zien. Ik ben onder de indruk. Ze zien er prachtig uit, aantrekkelijk voor leerlingen om mee te werken, het gaat namelijk niet alleen om de inhoud als je leerlingen wil laten nadenken. Een goed uitgedacht ontwerp op aantrekkelijke wijze gepresenteerd doet wonderen! Voor een voorbeeld verwijs ik naar ‘sleutelschema geschiedenis’. Ook de collega’s zijn onder de indruk. Dat zouden zij ook wel willen maken.
Ze willen dus wel die docenten, maar het lukt vaak niet. Wat belemmert dan dat overgaan tot actie?
Remmende factoren
Alle docenten noemen ‘tijd’ als belemmerende factor nummer 1. Meteen daarop gevolgd, maar dat hangt dus samen met tijd, het ‘vastzitten aan routines’. Of zoals een docente het samenvat: ‘Om deze aanpak in te zetten moet ik me beter voorbereiden en nadenken over hoe ik het anders ga doen. Dat kost tijd en voor ik het weet zit ik weer vastgeroest in mijn oude routines’. Een andere docent zegt: ‘ik heb hiervoor ook mijn collega’s in de sectie nodig. Deze instrumenten zijn waardevol, maar soms moeten ze op maat gesneden voor het onderwerp. Als we samen zouden kunnen doen, dan is er meer mogelijk’.
En ik, ik verlaat deze school. Ik kom nog een keer terug over een paar maanden, bespreek dan nog een keer met de docenten hoe we het kunnen internaliseren. Maar het zou anders moeten. De school zou mij zeker een jaar in de gelegenheid moeten stellen om regelmatig over de schouder van de verschillende docenten mee te kijken. Samen te bespreken hoe je de nieuwe aanpak structureel verwerkt in de les. Maar ja, dat geld hè. Dat nascholingsgeld is er niet. Nou ja, het is er wel een beetje, maar het is lang niet genoeg om dat sprintje te trekken dat scholen en docenten nodig hebben.
Scholen zeggen steevast dat ze ‘het’ intern willen oppakken: collegiale consultatie. En dat hoor ik nu al twintig jaar. Soms wordt er een start mee gemaakt, soms ook niet. Vaak blijft het bij intenties of die start, want ook collegiale consultatie kost tijd en dus geld. Dat is het trouwens niet alleen want bij collegiale consultatie speelt iets anders. Je moet niet alleen heel goed kunnen kijken naar didactische handelingen, je moet ook goede feedback kunnen geven om iemand verder te helpen en de juiste tips kunnen geven. Ook dat is een kunst die je moet leren. En, leren, ja dat kost tijd en dus geld.
Geld
De geldkwestie ontbrak in het artikel in Van 12 tot 18, dat hopeloze ‘voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten’ van Nederland Kennisland. Als de nascholingsbudgetten niet worden verhoogd en niet worden gelabeld, dan blijven we nog jaren zo doorgaan en vallen we straks van die OESO-lijst af.
Verder lezen: De professionaliteit van MBO-docenten in vergelijkend perspectief
Comparatieve analyse van professionaliteit in 9 beroepen in vergelijking tot de MBO-docent
In opdracht van de MBO-Raad, 2009
recente reacties