Kwaliteit en kwantiteit, goed lesgeven en ophokuren

Hogescholen en Universiteiten klagen over het kennis- en taalniveau van de eerste jaarstudenten.
De scholen voor voortgezet onderwijs zouden onvoldoende vakinhoud aanbieden, waardoor er geen goede aansluiting is in het hoger onderwijs.
Studenten kunnen niet goed formuleren, bovendien maken ze veel spelfouten. Diverse studierichtingen voeren daarom taaltoetsen in.

En nu is er weer ophef over de urennorm. Het ene (kennis- en taalniveau schiet te kort) kan ik niet rijmen met het andere, de ‘ophokuren’. Want het begrip ophokuren veronderstelt dat leerlingen voldoende onderwijstijd ontvangen en ruim de onderwijsnorm halen. De overige uren hebben ze dus niet nodig en worden ze opgesloten in klassen of aula’s.

Een bestuursvoorzitter Paul van Meenen uit Den Haag zegt dat het voor het lekenoog niet veel uitmaakt of leerlingen 1000 of 1040 uur les krijgen, maar voor scholen is het een groot verschil: “Als elke leerling per schooljaar veertig uur meer les moet krijgen, moet een school meer leerkrachten aanstellen. Dat kost tonnen, maar die zijn er niet, want de bekostiging van het onderwijs blijft hetzelfde.”
Het is pijnlijk te moeten constateren dat deze bestuursvoorzitter dus niet kijkt naar wat leerlingen nodig hebben, maar rekent hoe hij zijn begroting rond kan krijgen.

Marten Elkerbout, rector van het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam, ook geen voorstander van de 1040-norm legt gelukkig een relatie met wat leerlingen nodig hebben: “De ene leerling heeft 1100 uur nodig, de ander heeft aan 800 genoeg. Met een vaste urennorm is onderwijs op maat onmogelijk.” Helaas vindt hij dat er een zeer zwakke relatie bestaat tussen onderwijstijd en –kwaliteit. Dat ben ik slechts ten dele met hem eens. Als er een zwakke leraar voor de klas staat, maakt het inderdaad niet uit of zo’n leraar 40 uur meer of minder doceert, die lessen leveren allemaal niet zo veel op.
Staat er echter een kanjer voor de klas, dan maakt die ieder uur, iedere dag, iedere week en iedere maand hét verschil! Dan is 40 uur meer of minder heel belangrijk!

Er zijn leerlingen die goed kunnen leren, zij zijn ideaal in de klas en op school. Het maakt voor hen niet zo veel uit wat de leraar doet. Zij hebben aan een gemiddelde urennorm genoeg.
Er zijn ook leerlingen, die vinden we vermoedelijk op de gymnasia, die genoeg hebben aan 800 uur. Zij hebben dus zeeën van tijd over en doen tal van andere dingen naast de school. Het zou mij niet verbazen als het juist de gymnasiasten zijn die actief zijn in het LAKS en ook de bedenker zijn van het begrip ‘ophokuren’, want zo worden die uren door hen ervaren.
Maar wat ‘ophokuren’ zijn voor het neusje van de zalm, zijn daarentegen broodnodige onderwijsuren voor heel veel andere leerlingen. Niet voor niets is er door de overheid gekozen voor OnderwijsTijdVerlenging (OTV) van gemiddeld 50 uur per jaar op een paar geselecteerde scholen, gebonden aan allerlei voorwaarden, om leerlingen die leertijd te kort komen iets extra’s te kunnen bieden.

Kijken we naar de urennormen voor de verschillende leerjaren in het voortgezet onderwijs, dan is de ophef onbegrijpelijk. In de onderbouw van het vo wordt al jaren geklaagd dat leerlingen niet goed kunnen lezen, hun woordenschat schiet te kort, hun algemene ontwikkeling is onder de maat. Hoe kan het dan zo zijn er zoveel weerstand is tegen 1040 uur?

Zo lang onderwijsleken aan de knoppen draaien en luisteren naar de grootste schreeuwers, kunnen we geen onderwijs op maat bieden. Luisteren naar de grootste schreeuwers komt goed van pas in een periode van bezuinigingen.
Op het volgende BLOG daarom één belangrijke tip voor docenten, die verder kijken dan hun neusje van de zalm lang is, om meer uit de lessen te halen voor de leerlingen die 1000 of 1040 uur hard nodig hebben.

2 reacties op Kwaliteit en kwantiteit, goed lesgeven en ophokuren

  1. Dat er een zeer zwakke relatie is tussen onderwijstijd en kwaliteit is geen mening. Zwaartekracht is ook geen mening. Er is zelfs een negatieve correlatie tussen onderwijstijd en Pisa-uitkomsten: Hoe hoger het aantal minimum lesuren, hoe lager de Pisa-scores.

  2. Tja, dat pleit dan voor wat ik hierboven zeg. Want in de PISA ranglijstjes gaat het om de hoogste scores! De slimste leerlingen van ons land doen mee. Hoe slimmer de kinderen, hoe minder les zij nodig hebben. Hoe zwakker de leerling, hoe meer je moet investeren. Dus we moeten af van het systeem dat iedereen hetzelfde aantal lesuren krijgt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*