Nieuwe kansen voor verlengde en flexibele leertijd in Amsterdam?

D66 in Amsterdam wil dat er scholen met flexibele schooltijden en vakanties komen in de stad. Het stadsbestuur moet daarover gaan praten met staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs), aldus Het Parool. D66-fractievoorzitter Jan Paternotte: ‘Wij willen dat er mogelijkheden komen om kinderen tijdens de zomervakantie door te laten gaan met school. Of om kinderen vier – langere – dagen naar school te laten gaan in plaats van vijf.’ D66 hoopt dat uiteindelijk minstens tien Amsterdamse scholen vanaf het najaar van 2015 aan de slag kunnen met flexibele schooltijden.

Het mooie aan dit initiatief is dat D66 meteen openingen biedt voor meerdere modellen, ook modellen die nu al worden toegepast in Amsterdam en andere steden op het po en vo.
Het voorstel van D66 maakte de tongen los op Twitter. Er werden meteen voorstellen voor pilots gedaan. Kunnen we echter niet veel leren van de verschillende modellen die nu al worden toegepast?
Welke modellen zijn dat? En wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende modellen? Wat zijn de voorwaarden voor de invoering van een bepaald model? Het ene model invoeren is complexer dan het andere.

Het is een blog, dus ik blijf kort van stof en beperk met tot de twee modellen die door Jan Paternotte genoemd worden.
Model 1: In de Zomervakantie naar school.
Model 2: Flexibele leertijd.
Voor beide modellen is veel te zeggen en ze zouden wat mij betreft naast elkaar kunnen bestaan in één stad en de stad daarmee verrijken.
Leerlingen gaan een bepaald aantal uren per jaar naar school. Voor sommige leerlingen is dit voldoende, andere leerlingen zouden meer leertijd kunnen gebruiken, ook daarvoor kunnen beide modellen worden benut. Beide modellen hebben echter een iets andere doelstelling.

Model 1 (Zomerschool) heeft de volgende doelgroepen:
• leerlingen die niet op vakantie gaan
• leerlingen met achterstand of door de vakantie (taal)achterstand zullen oplopen
Na zes jaar ervaring met de uitvoering van een Zomerschool in Amsterdam, heeft het mijn voorkeur om op een Zomerschool voor basisonderwijs te werken met een apart leerplan dat juist verschillende doelgroepen kan bedienen. Een apart leerplan heeft als voordeel dat de reguliere school niet nog eens dunnetjes wordt overgedaan (dus meer van hetzelfde is), maar leerlingen juist op een andere manier leerstof aan kan bieden waar in het reguliere curriculum geen tijd voor is. Daar profiteren alle leerlingen van, leerlingen met een achterstand en leerlingen die meer aan kunnen (zie mijn andere blogs over de Zomerschool).
Voor een zomerschool op het voortgezet onderwijs geldt dat leerlingen aan bepaalde vakken kunnen werken waarvoor ze zwak staan (op zullen blijven zitten), maar ook de keuze zouden moeten hebben voor extra vakken die ze niet in het pakket hebben, of bij bepaalde vakken op een hoger niveau te werken. 1)
Bij een zomerschool zijn er twee soorten uitvoering:
1. per school
2. bovenschools
De voordelen van een bovenschools model zijn:
• dat er in een bepaalde regio, stadsdeel, dorp altijd voldoende leerlingen zijn om een school open te houden. Een zomerschool heeft behalve de kosten van salarissen voor docenten, conciërge en ict-ers, ook de huur van lokalen en kosten van nutsvoorzieningen van een school. Ervaring leert dat per school slechts maximaal 5% van de leerlingen deelneemt aan een zomerschool. Leerlingen van verschillende scholen bij elkaar brengen is organisatorisch en financieel aantrekkelijk.
• gemotiveerde docenten die er bewust voor kiezen in de vakantie door te werken kunnen gemakkelijker in een regio, stadsdeel of stad worden gevonden dan op één school (voor een zomerschool zijn gemotiveerde docenten heel belangrijk). 2)
• leerlingen leren opeens veel meer in een andere omgeving, met andere docenten en andere leerlingen. Dit kun je vergelijken met de examentrainingen die door de Universiteiten zijn gestart in de maand voor het eindexamen (het is leren in een hogedrukpan).

Model 2 heeft niet zozeer bepaalde doelgroepen op het oog, maar komt tegemoet aan de wensen van ouders die steeds vaker grote problemen hebben om het thuis zo te regelen dat er alle vakanties opvang is.
Model 2 wordt per school uitgevoerd en heeft andere voordelen, zoals de mogelijkheden om het leerplan volledig te herzien: vakoverstijgend, periodisering, thematisch. Niet langer roosters met vakken van één of twee uur met versnipperd onderwijs maar onderwerpen langer uitdiepen.
In het basisonderwijs worden vaak lesjes gegeven van 45 minuten. In het voortgezet onderwijs is het vaak niet anders, hoewel daar ook modellen van 55, 60 of 75 minuten voorkomen. Hoe dan ook, het blijft versnipperd onderwijs (waarbij intern differentiëren lastig is).
Waarom 40 weken 2 uur werken aan een vak, als dat vak ook kan worden opgedeeld in vier periodes van 20 uur, of 8 periodes van 10 uur aaneengesloten zodat er sprake kan zijn van meer diepgang of verbreding. Bepaalde blokken kunnen vaker per jaar worden uitgevoerd, waardoor leerlingen allemaal één keer een dergelijk blok kunnen volgen. Er is geen sprake van urenroosters, maar thematische roosters. Er kan zo ook gemakkelijker worden samengewerkt met andere vakken.

Bij een flexibel model wordt er veel van de interne organisatie van een school gevraagd en het team (po en vo) moet er voor open staan het helemaal anders te willen doen en te willen kiezen voor een groeimodel.
Er zijn al veel voorbeelden te vinden van scholen die het roer hebben omgegooid of nu in transitie zitten. Van hun ervaring kan worden geprofiteerd.
Als bij het invoeren van verschillende modellen de doelstellingen maar centraal worden gesteld:
• wat beogen we
• wat moet de kwaliteit zijn van de voorziening
• hoe bewaken we de kwaliteit
• hoe kunnen we continuïteit garanderen
• welk model past daarbij
• waar wordt dat model al toegepast
• wat zijn daar de ervaringen (wat ging er mis, wat ging moeilijk, wat is succesvol)
• wat nemen we over en waarom
• hoe voeren we het in
• voor welke fasering kiezen we.

In plaats van nu weer allemaal pilots te bedenken en het wiel opnieuw te gaan uitvinden, zou het nuttiger zijn de goede ervaringen te verzamelen, een keuze te maken en daarbij aan te sluiten. Het Rijk heeft niet voor niets vier jaar (2009-2013) een forse subsidie gegeven om te onderzoeken (pilots!) hoe verlengde en flexibele onderwijstijd een plek in de samenleving konden hebben en of het voor leerlingen iets opleverde (po én vo). De projecten zijn onder het vergrootglas gelegd van TIER en de opbrengsten zijn goed. Worden die rapportages eigenlijk wel gelezen?
Als de huidige projecten (verlengde leertijd en flexibele leertijd) een reguliere status krijgen komen we al een heel eind. Dat scheelt jaarlijks veel tijd. Geen subsidieverzoeken meer waarbij steeds nieuwe beleidsambtenaren en politici moeten worden overtuigd. We bereiken daarmee een lokaal onderwijsbeleid dat erop gericht is een geoliede organisatie en een op elkaar ingespeeld team te behouden en uit te bouwen.
Scholen in verschillende steden en regio’s kunnen de modellen die goed lopen overnemen. Of gaat het in het onderwijs gangbare ‘not invented here’ weer een grote rol spelen?
Komen er opeens spelers op het veld die jaren aan de kant hebben gestaan maar nu er geld te verdelen is vooraan zullen gaan staan om scholen te helpen hun eigen ding te ontwikkelen? We zullen zien of er meer tijd gestoken gaat worden in het ontwikkelen, monitoren en verslagleggen van iets nieuws, of dat de tijd wordt benut om een gedegen implementatie te begeleiden van beproefde modellen (link).

Reacties zijn van harte welkom!

1) Ik ben geen voorstander van zittenblijven, maar het is nu eenmaal het meest gangbare model op scholen. Als je zittenblijven door een zomerschool kunt voorkomen hebben we heel veel gewonnen.
2) De weerstand van docenten tegen inkorten van vakanties of schuiven van onderwijstijd is groot. Iemand hoeft maar een suggestie te doen op Twitter en de temperatuur in mijn tijdlijn stijgt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*