Op Twitter treedt verharding op in de discussie over Onderwijs2032. Diegenen die menen dat een curriculumherziening niet nodig is en veel overhoop haalt waar scholen niet op zitten te wachten, krijgen van voorstanders het stempel zuur en behoudend te zijn. Kritiek betekent toch niet meteen een pleidooi voor stilstand? Onderwijs kan zich toch ook vernieuwen of aanpassen zonder curriculumherziening?
Wat is een nationaal curriculum nu eigenlijk? Het is niet meer dan de voorgeschreven minimale te behalen kennis- en vaardigheidsdoelen op specifieke breuklijnen van ons onderwijsstelsel. Dus minimaal te behalen kennis- en vaardigheidsdoelen voor doorstroom van basisonderwijs naar bijvoorbeeld vmbo, havo en vwo. Die minimumeisen worden centraal getoetst aan het einde van de basisschool en in het voortgezet onderwijs door schoolexamens en het centraal schriftelijk.
Toetsing van die minimale doelen is belangrijk om de kwaliteit te bewaken, voornamelijk in het belang van leerlingen. Leerlingen hebben recht op 8 jaar basisonderwijs waarin een pakket aan kennis wordt overgedragen en leerlingen worden ondersteund om zich de nodige vaardigheden eigen te maken zodat zij met succes een vervolgopleiding kunnen volgen die bij hen past. Het is een ongeschreven regel dat leerlingen die meer in hun mars hebben, meer aangeboden krijgen dan het minimum en liefst zo breed mogelijk. Het leidt ertoe dat leerlingen na de basisschool uiteengaan naar vmbo, havo en vwo. Inderdaad, het basisonderwijs sorteert voor, zodat leerlingen die meer kunnen naar een hogere vorm van voortgezet onderwijs gaan en direct worden aangesproken op hun niveau.
Er is een nationaal curriculum om de standaarden te bewaken, maar HOE een school invulling geeft aan het onderwijs én, niet onbelangrijk, méér aanbiedt dan het minimum, is voorbehouden aan de school en leraren. Scholen kunnen zelf besluiten om vanaf groep 4 schaakles in te roosteren (bevorderen concentratie en denken), in groep 5 typeles (handig), in groep 6 programmeren, Engels of Chinees, in groep 7 breien, naaien, zagen, timmeren, solderen enzovoorts. Het is een kwestie van organiseren, maar het kan, het mag en voor de leerlingen wordt de school een stuk aantrekkelijker.
Scholen, leraren beslissen op wat voor manier zij de lessen verzorgen. We kennen in Nederland geen staatspedagogiek en geen staatsdidactiek. Scholen zijn vrij om met allerlei moderne middelen kennis over te dragen en begrip te toetsen.
Tal van scholen zijn in beweging om méér aan te bieden dan het minimum en vele scholen slagen daar ook goed in, anders zouden leerlingen massaal stranden in het voortgezet onderwijs of het hoger onderwijs.
Er zijn ook scholen die volop gebruik maken van technologie en digitale programma’s en de meeste scholen treden hiermee niet in de publiciteit. Zij zijn stilletjes bezig kleine veranderingen tot stand te brengen in de manier van onderwijzen: het HOE.
Toevallig stond de afgelopen weken op binnen de ‘Twitterincrowd’ Nearpod in de belangstelling. Iemand had het ontdekt en het delen begon. Het is mooi dat delen, maar de meeste leraren hebben er geen tijd voor. Zij zijn bezig met het primaire proces: het verzorgen van goed onderwijs, daar hebben zij hun handen vol aan en zij willen rust. Ik ken een vo-school waar leraren Nearpod nu zo’n anderhalf tot twee jaar gebruiken bij verschillende vakken. Iemand is ermee begonnen en steeds meer leraren en vakken gebruiken Nearpod, maar niemand in de school voelt de behoefte, of heeft er tijd voor, om dat naar buiten te brengen.
Het is een voorbeeld hoe scholen hun interne vermogen benutten om geleidelijk de didactiek te vernieuwen zonder dat ze moeten snijden in het curriculum (de inhoud).
Niet alle scholen zijn succesvol in nieuwe technologie invoeren of meer aan te bieden en dat hoeft niet altijd te maken te hebben met ‘slecht’ onderwijs, zwakke of verzuurde leraren. Er zijn verschillende redenen waarom scholen het zwaar hebben en slagkracht missen. Lees voor een paar concrete voorbeelden het boek van Eric van t Zelfde (zie Leestips november 2015).
Op Twitter voerde ik een gesprek met Fons van See Genius. Hij is voorstander van #onderwijs2032 omdat het curriculum wat hem betreft opgeschoond kan worden. Ik vroeg hem een paar concrete voorbeelden te noemen. De voorbeelden die hij gaf snijden hout, maar hebben m.i. niets met het leerplan te maken, maar met de uitvoering ervan. Zo vindt hij het vreemd dat leerlingen bij alle talen de persoonsvorm leren, steeds een ietsje anders uitgelegd. Inderdaad wordt er veel gedubbeld op scholen of worden bij verschillende vakken verschillende termen gebruikt voor hetzelfde. Dit is echt een mooi voorbeeld dat niets met een nationaal curriculum te maken heeft, maar iets is dat op schoolniveau geregeld kan worden via taalbeleid: talen stemmen samen af en kiezen voor één terminologie.
Hij vroeg ook waarom leerlingen uur naar uur uit een boek moeten werken en moeten luisteren, want dat is dodelijk saai en vermoeiend. Het is inderdaad weinig motiverend en slaapverwekkend en ook dit heeft niets te maken met het curriculum, maar met de uitvoering ervan. Op scholen is vaak onvoldoende didactische variatie zichtbaar en scholen zijn gehecht aan lesuren van 45, 50 of 55 minuten. Met zulke korte lessen dreigt didactische eenvormigheid omdat er amper tijd is om de diepte in te gaan met grotere opdrachten en activerende leerstofverwerking. In korte lessen wordt het schoolboek in de meeste gevallen leidend en oneerbiedig gezegd, slaafs gevolgd. Scholen kunnen best anders roosteren en mogen dat ook. Zie mijn voorbeeld in een eerder bericht (LINK). Er kan op beperkte schaal sprake zijn van doordachte vakkenintegratie om leerlingen te inspireren, leren betekenisvoller te maken en tijd te winnen (LINK) en het gebeurt al jaren.
Zonder hier alle voorbeelden te noemen die met Fons zijn besproken komt erop neer dat ik het met de ‘vernieuwers’ eens ben dat er een frisse wind door de scholen mag gaan waaien, maar aan het curriculum hoeft daarvoor niet te worden gesleuteld. Een ontwerpteam van afgevaardigden die ‘richtlijnen’ gaan uitzetten, hebben we dus niet nodig.
Scholen hebben behoefte aan meer tijd. Tijd om lessen voor te bereiden, na te kijken (feedback) en samen met elkaar in gesprek te gaan over overlap en raakvlakken (inhoud) of didactiek.
Het is de vraag in hoeverre ‘het veld’ behoefte heeft aan een curriculumherziening en vraagt om ‘richtlijnen’ van een ‘ontwerpteam Onderwijs2032’ om op schoolniveau aan een nieuw curriculum te werken. Laten we niet dezelfde fouten maken als in het begin van deze eeuw. In 2008 is na een parlementaire enquête besloten dat het onderwijs (‘het veld’) rust wil en geen centraal aangestuurde wijzigingen in het leerplan en de didactische aanpak. Het is verhelderend om de aanbevelingen nog een keer te lezen (LINK).
Karin den Heijer van Beter Onderwijs Nederland wil graag inventariseren of leraren een ontwerpteam Onderwijs2032 een goed plan vinden, het voorstel omarmen of juist niet en vraagt leraren (basis- en voortgezet onderwijs) zich te melden: karin.den.heijer@beteronderwijs.nl. Uitslag van deze veldraadpleging: LINK
Tot slot een link naar Didactief. Jaap Scheerens, emeritus hoogleraar onderwijskunde, fileert op 29 april 2016 Paul Schnabel. LINK
recente reacties